
Tweedimensionale (2d) vormen zijn plat en driedimensionale vormen (3d) zijn ruimtelijk.
Een platte of vlakke vorm. Deze vorm meet je met 2 maten: lengte en breedte. (vierkanten, rechthoeken, driehoeken, cirkels en ellipsen).
Een driedimensionale vorm is een ruimtelijke vorm. Deze vorm meet je met drie maten: breedte, hoogte en diepte.(Cilinders, kubussen, kegels, balken, bollen en piramides).
Alle vormen (2d of 3d) zijn terug te brengen naar een basis. Bijvoorbeeld, een appel heeft als basisvorm een cirkel (2d) of een bol (3d).
Deze vormen zijn ontstaan en gegroeid in de natuur. Ze zijn moeilijk te meten omdat het vaak grillige vormen zijn die steeds weer net iets anders zijn (mens, dier, plant).
Deze vormen zijn door de mens bedacht. Ze zijn strak en wiskundig zoals een bol, cirkel, driehoek en piramide. Deze vormen zijn juist goed meetbaar.
Als je een vorm terugbrengt tot de meest simpele grondvormen, noem je dat stileren. Je laat dan alle details weg. Een gestileerde vorm is een heel eenvoudig weergegeven vorm. Alleen weergeven wat echt nodig is om uit te beelden wat je bedoelt.
Deze vorm heeft geen gesloten omtrek. Er is een lege ruimte in opgenomen, je kunt erin of erdoorheen kijken. Er is ergens een opening.
Deze vorm is massief en dicht. Je kunt er niet doorheen kijken. Een vorm zonder openingen.
Is een vorm die je in twee gelijke helften kunt verdelen en die elkaars spiegelbeeld zijn.
Is een vorm die niet symmetrisch is noem je daarom een asymmetrische vorm.
Als een vorm uit één stuk bestaat. Het materiaal kan nog wel verschillend zijn en het kan opgebouwd zijn uit verschillende onderdelen.
Bestaat uit verschillende vormen, verschillende onderdelen en/of materialen.
Bij deze vorm is er aan bepaalde regels voldaan. Bijvoorbeeld herhaling of verkleining van geometrische of stereometrische vormen.
Hier zie je geen regels of afspraken in terug. Vaak wordt er gebruik gemaakt van organische vormen.
Een werk is figuratief als het onderwerp herkenbaar is. Het lijkt op de werkelijkheid en het kan er heel realistisch uitzien. Dit noemen we ook wel natuurgetrouw.
In abstracte kunst is de werkelijkheid niet meer herkenbaar. Dit wordt ook non-figuratief genoemd. Je ziet dan niet meteen wat het voorstelt.
Als je een realistisch voorwerp of een realistische voorstelling non figuratief gaat maken noemen we dat abstraheren.
De open ruimte die om, tussen of naast een vorm overblijft, is de restvorm. Als er meer vormen bij elkaar geplaatst worden, is de open ruimte die dan ontstaat de restvorm.
De positieve vorm is de vorm die getekend is (2d) of die in de ruimte aanwezig is (3d). De vorm die in en om een positieve vorm overblijft is de negatieve vorm (ook restvorm).
Als kenmerken van vormen aan elkaar zijn tegengesteld. De vormen versterken elkaar en creëren daardoor een contrast. Voorbeelden van vormcontrasten zijn:
-
Vlak - ruimtelijk
-
Enkelvoudig - samengesteld
-
Regelmatig - onregelmatig
-
Hoekig - gerond
-
Open - gesloten
-
Positief - negatief
-
Organisch - geometrisch
-
Symmetrisch - asymmetrisch