Begrippen Kleur
Net als vormsoorten zijn er ook kleursoorten We kunnen heel veel verschillende kleuren onderscheiden. Deze kleuren behoren allemaal tot een bepaalde soort.Bijvoorbeeld de kleursoort rood, of geel, of groen.
Deze cirkel is bedacht om alle kleuren op een manier te kunnen ordenen.
Rood, blauw en geel. Het zijn basiskleuren en worden ook wel hoofdkleuren genoemd. Deze kleuren kun je niet mengen uit andere kleuren, maar met deze kleuren kun je bijna alle andere kleuren mengen.
Als je twee primaire kleuren mengt krijg je een secundaire kleur; oranje, groen en paars
Als je alle drie de primaire kleuren mengt krijg je een tertiaire kleur. Bijvoorbeeld bruintinten, grijs, mosgroen, enz.
Alle kleuren die niet zijn gemengd met wit (verlicht), zwart (verdonkerd) of grijs. Ook wel alle kleuren uit de kleurencirkel. Een andere benaming voor verzadigde kleuren is ook wel zuivere kleuren.
Onverzadigde kleuren:
Alle kleuren die zijn gemengd met wit, zwart of grijs.
Niet kleuren:
Zijn wit, zwart en grijs. Ondanks de benaming zijn niet kleuren toch een kleur.
Kleurtint:
Een kleur heeft verschillende tinten. De tint heeft te maken met het mengen van een andere kleur. Bijvoorbeeld geelgroen, of grasgroen, of mosgroen. Het zijn tinten groen maar toch steeds een andere kleur groen.
Als je een kleur mengt met wit, zwart of grijs verandert de kleurtoon. Een toon zegt iets over hoe donker of licht een kleur is. De kleurtoon beïnvloed de kleurhelderheid. Bijvoorbeeld licht grasgroen od donker grasgroen. Het is nog steeds de kleur grasgroen alleen donkerder of lichter.
De langzame verandering van een kleur.
Kleurenfamilie
Verschillende kleurtonen samen (donkerrood en lichtrood) of combinaties van kleuren die dicht bij elkaar liggen (rood, oranje en geel) of verschillende kleurtinten (mosgroen, geelgroen, blauwgroen, grijsgroen).
Kleurcontrast:
Het verschil tussen kleuren die met elkaar gecombineerd zijn. Hoe groter het verschil, hoe meer de afzonderlijke kleuren zullen opvallen, hoe groter het contrast. Voorbeelden van kleurcontrasten zijn:
Als je kleuren die tegenover elkaar staan in de kleurencirkel naast elkaar zet. Door rood naast groen te zetten lijkt het rood nog roder en het groen nog groener.
Als je verschillende verzadigde (zuivere) kleuren of in dezelfde mate onverzadigde kleuren naast elkaar gebruikt.
Als je warme en koude kleuren naast elkaar gebruikt.
Warme kleuren zijn oranje, geel en rood. Koude kleuren zijn paars, blauw en groen. Door ze te gebruiken in een warm-koudcontrast krijg je ruimtesuggestie.
Als je lichte en donkere kleuren naast elkaar zet.
Als je verzadigde (zuivere) kleuren naast onverzadigde kleuren zet.
Als je meer van de ene kleur gebruikt dan van de andere. (bijv. veel oranje tinten naast veel minder blauw)
Als een kleur gebruikt wordt om een gevoel uit te drukken. Het woord expressief is afgeleid van expressie, wat gevoel uiten betekent. Bij expressief kleurgebruik zijn de kleuren niet naar de waarneming, niet natuurgetrouw.
Als een kleur gebruikt wordt naar de waarneming. Het is een impressie van de werkelijkheid, en daarmee natuurgetrouw.
Als kleuren worden gebruikt om een symbolische betekenis weer te geven. Voorbeelden zijn rood wat staat voor warmte, liefde of gevaar. Wit staat voor onschuld.
Als kleuren gebruikt worden met een bepaalde functie. Een voorbeeld is om herkenbaarheid aan te geven, denk aan een rood/oranje brievenbus. Of de kleuren van een stoplicht om stoppen/rood aan te geven of rijden/groen.
Om dessins of versieringen te versterken. Bijvoorbeeld kleding, inpakpapier enz.
Signaalkleur:
Als er een kleur wordt gebruikt om iets aan te geven, bijvoorbeeld een waarschuwing geven. Denk aan de fel gele strepen op politiekleding.